Installatievergadering van de gemeente- en OCMW-raad op donderdag 5 december 2024.
Gemeente en OCMW zijn dan wel sterk geïntegreerd, toch zijn het nog steeds twee afzonderlijke rechtspersonen. Specifiek voor een OCMW is de opdracht om maatschappelijke dienstverlening aan te bieden gebaseerd op menselijke waardigheid. Dit kan enkel binnen een specifieke omgeving: het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD). Een BCSD is geen beleidsorgaan en heeft een gesloten taakstelling. Dat betekent dat de OCMW-raad en het vast bureau geen taken of bevoegdheden kunnen delegeren naar het BCSD, en dat het BCSD geen taken aan de raad of het vast bureau kan afstaan. Het BCSD is enkel bevoegd voor de taken die het decreet over het lokaal bestuur (DLB) aan het BCSD heeft toegewezen.
Het bijzonder comité voor de sociale dienst is bevoegd voor:
Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan op eigen initiatief of op verzoek een niet-bindend advies geven aan het college, het vast bureau, de gemeenteraad en de OCMW-raad over het gemeente- of OCMW-beleid.
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur haalt in artikel 111 aan dat het bijzonder comité voor de sociale dienst bij aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement dient vast te stellen, waarin naderen regels over de werking zijn bepaald, en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
• de wijze van notulering,
• de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering ter beschikking worden gesteld van de BCSD-leden,
• de wijze van verzending van de oproeping van de BCSD-leden,
• de wijze van het ter beschikking stellen van het dossier (bij agenda) aan de BCSD-leden,
• de wijze waarop de algemeen directeur of de door hem aangewezen personeelsleden aan de leden van het BCSD die erom verzoeken, technische inlichtingen verschaffen over die stukken,
• de wijze waarop het BCSD stemt,
• de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen van het BCSD,
• de perken waarbinnen de BCSD-voorzitter zijn bevoegdheden in verband met dringende steun, kan uitoefenen,
• de wijze waarop het algemeen inzagerecht voor de comitéleden uitgewerkt wordt voor de stukken die niet op de agenda van de vergadering staan en het recht op afschrift daarvan,
• de voorwaarden waaronder de comitéleden de diensten en instellingen van het OCMW kunnen bezoeken,
• de keuze om digitaal of hybride te vergaderen en de wijze waarop
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur bepaalt in artikel 78, 2°lid, de bevoegdheden die de OCMW-raad niet kan delegeren naar het VB, namelijk het vaststellen van andere reglementen dan die over personeelsaangelegenheden.
De organieke wet van 8 juli 1976 op de OCMW's, artikel 2
Het Decreet Lokaal Bestuur dd. 22 december 2017 en latere wijzigingen
Enig artikel
De OCMW raad keurt het huishoudelijk reglement voor het bijzonder comité van de sociale dienst goed als volgt:
Huishoudelijk reglement voor het bijzonder comité voor de sociale dienst 2025-2030
BIJEENROEPING
Artikel 1
§1 Het bijzonder comité voor de sociale dienst vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren, het vereisen, en dit minstens elke eerste maandag van de maand om 18u op de zetel van het OCMW. Valt de normale vergaderdag op een wettelijke feestdag, dan wordt de vergadering verplaatst naar de dinsdag van dezelfde week. De nieuwe, jaarlijkse vergaderkalender wordt op het einde van het kalenderjaar aan de leden van het BCSD bezorgd.
(art. 110 DLB)
§2 De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst beslist tot bijeenroeping van het bijzonder comité voor de sociale dienst, stelt de agenda van de vergadering vast en verricht het voorafgaand onderzoek van de zaken die worden voorgelegd.
(art. 109 DLB)
§3 De oproeping wordt minstens acht dagen vóór de dag van de vergadering verzonden via het persoonlijke e-mailadres dat door het OCMW aan elk lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst ter beschikking gesteld wordt. De sociale verslagen die betrekking hebben op de agenda worden ter beschikking gesteld op de wijze voorzien in art. 4, §1 van dit reglement.
In spoedeisende gevallen kan gemotiveerd van deze oproepingsperiode worden afgeweken. Het is de bevoegdheid van de voorzitter van het bijzonder comité om die spoedeisendheid vast te stellen.
De oproeping vermeldt in elk geval de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering. De agendapunten moeten voldoende duidelijk omschreven zijn. Bij elk punt dat ter stemming voorligt, moet er een toegelicht voorstel van beslissing zijn. Minstens één dergelijk punt moet op de agenda staan.
(art. 20, volgens art. 110 DLB)
§4 Leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst kunnen uiterlijk drie dagen vóór de vergadering punten aan de agenda van het bijzonder comité toevoegen. Hiertoe bezorgen ze hun toegelicht voorstel van beslissing aan het diensthoofd van de sociale dienst, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst.
Het diensthoofd van de sociale dienst deelt de aanvullende agendapunten, zoals vastgesteld door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst, onmiddellijk mee aan de leden van het bijzonder comité samen met de bijbehorende toegelichte voorstellen.
(art. 110 en art. 21, volgens art. 110 DLB)
BESLOTEN VERGADERING
Artikel 2
§1 De vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst zijn niet openbaar.
Gedurende de hele vergadering kunnen aanwezig zijn:
- De voorzitter en de leden van het bijzonder comité, of bij een tijdelijke afwezigheid hun plaatsvervanger;
- De vertrouwenspersoon van de voorzitter of een lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, als die daar recht op heeft omdat de persoon wegens een beperking zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen;
- De algemeen directeur en de persoon die de algemeen directeur aanduidt om hem administratief bij te staan voor de opmaak van de notulen; of in de plaats van de algemeen directeur: de persoon die door hem aangeduid werd om in zijn/haar plaats de vergaderingen van het bijzonder comité bij te wonen, de notulen op te stellen en te ondertekenen;
- De verantwoordelijke van de sociale dienst of bij diens afwezigheid een daartoe aangeduide sociaal werker.
Gedurende de bespreking (niet stemming) van een bepaald punt kunnen aanwezig zijn:
- De sociaal werker die met het dossier belast is, en die er wegens bijzondere en uitzonderlijke redenen van vertrouwelijke aard om heeft verzocht, wordt gehoord voordat het bijzonder comité een beslissing neemt over de hulpaanvraag in kwestie;
- De sociaal werker die met het dossier belast is, en die op vraag van het bijzonder comité gehoord wordt voordat het bijzonder comité een beslissing neemt over de hulpaanvraag in kwestie;
- De cliënt die gehoord wenst te worden, eventueel bijgestaan of vertegenwoordigd door een vertrouwenspersoon die de cliënt zelf kiest;
Daarnaast kunnen uitzonderlijk ook andere personen deelnemen als dat wenselijk blijkt. Enkel de voorzitter kan een derde uitnodigen. Deze personen mogen enkel aanwezig zijn als dat functioneel relevant is. In geen enkel geval mogen ze deelnemen aan de besluitvorming en stemming. Mits toestemming van de voorzitter mogen ze wel toelichting geven. De voorzitter bepaalt wanneer een derde het woord krijgt.
OCMW-raadsleden en de voorzitter en andere leden van het vast bureau die geen lid of voorzitter zijn van het bijzonder comité voor de sociale dienst, kunnen niet aanwezig zijn op de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst, tenzij in een hierboven beschreven situatie.
(art. 105-106, art. 108, art. 110, art. 155, art. 172, art. 183 en art. 277 DLB)
§2 De voorzitter en leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, alsmede alle andere personen die krachtens de wet of het decreet, of met toepassing van art. 2, §1 van dit reglement, de vergaderingen van het bijzonder comité bijwonen, zijn tot geheimhouding en discretie verplicht. Ook het beroepsgeheim is van toepassing.
Ze gaan bijzonder voorzichtig om met de informatie die verkregen wordt vanuit hun functie of aanwezigheid op de vergaderingen.
De comitéleden en de voorzitter nemen alle maatregelen zodat dat gevoelige informatie die ze (tijdelijk) op papier of digitaal bezitten, niet in handen van derden (familie, andere partijleden, etc.) terecht kan komen. Zij zijn daarvoor persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk.
(art. 29, §4, volgens art. 110 DLB)
INFORMATIE VOOR DE COMITELEDEN EN VOOR DERDEN
Artikel 3
§1 De agenda en de besluiten van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden niet bekendgemaakt aan derden.
(art. 285, § 1 DLB)
§2 Individuele beslissingen worden meegedeeld aan de hulpaanvrager op de wijze voorzien in de specifieke regelgeving waarop de beslissing betrekking heeft. Is er in de specifieke regelgeving geen dergelijke bepaling voorzien, dan gelden de bepalingen uit de wet tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde van 11 april 1995
(art. 111, 4° DLB)
Artikel 4
§1 Voor elk agendapunt wordt het sociaal verslag vanaf donderdagavond na de verzending van de oproeping tot de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst, op het netwerk van het OCMW ter beschikking gehouden (gedurende 5 dagen) van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Ook de nog goed te keuren notulen van de vorige vergadering en eventueel andere stukken horende bij een agendapunt, worden op dezelfde wijze ter beschikking gesteld.
Leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst die aan de algemeen directeur aangeven dat ze niet-digitale inzage wensen, kunnen deze stukken vóór de vergadering tijdens de kantooruren inzien op het secretariaat van het OCMW.
(art. 20, volgens art. 110 DLB)
§2 Aan de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst moet, op hun verzoek, door de algemeen directeur of de door hem aangewezen personeelsleden technische toelichting worden gegeven over de stukken horende bij de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Onder technische toelichting wordt verstaan het verstrekken van inlichtingen ter verduidelijking van de feitelijke gegevens die in de stukken voorkomen en van het verloop van de procedure.
De voorzitter en leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst richten hun verzoek digitaal, via de annotaties, aan het diensthoofd van de sociale dienst.
Vragen worden op dezelfde wijze beantwoord als ze gesteld worden, tenzij het lid van het bijzonder comité en het diensthoofd van de sociale dienst anders overeenkomen.
(art. 20, volgens art. 110 DLB)
Artikel 5
§1 De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben het recht van inzage in alle dossiers, stukken en akten, ongeacht de drager die het bestuur van het OCMW betreffen.
(art. 75, volgens art. 110 DLB)
§2 De briefwisseling gericht aan de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst en die bestemd is voor het bijzonder comité voor de sociale dienst, wordt via e-mail met een link naar de brief op het netwerk van het OCMW meegedeeld aan de leden van het bijzonder comité.
§3 De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben via het netwerk steeds toegang tot alle volgende documenten die opgemaakt zijn tijdens de huidige bestuursperiode:
- De goedgekeurde notulen van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
- De adviezen van de gemeentelijke adviesraden over materie die het OCMW aanbelangen;
- De adviezen van het bijzonder comité voor de sociale dienst;
- De beslissingen van de deontologische commissie;
§4 Alle andere dossiers, stukken en akten dan die in art. 4 §1 en art. 5, §2 en §3 van dit reglement, die betrekking hebben op het bestuur van het OCMW, kunnen door de voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst geraadpleegd worden via het netwerk van het OCMW.
De leden van het bijzonder comité vragen inzage via e-mail aan de algemeen directeur. Daarbij geven ze duidelijk aan welke concrete stukken ze wensen in te zien. Het moet gaan om een vraag die niet onredelijk is. Uiterlijk drie dagen na ontvangst van de aanvraag antwoordt de algemeen directeur, of het aangewezen personeelslid, via e-mail met een link naar het netwerk van het OCMW waarop de stukken beschikbaar gesteld worden. De stukken worden vanaf dat moment minstens acht dagen beschikbaar gesteld.
Ook als de inzage geweigerd wordt, antwoordt de algemeen directeur binnen dezelfde termijn via een e-mail met daarin een uitgebreide motivering waarom de inzage geweigerd wordt.
Voor de dossiers die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het OCMW of hun onderhoudsplichtigen, bestaat er wel een inzagerecht, maar mag geen afschrift gegeven worden. Wanneer deze stukken opgevraagd worden, zorgt het bestuur voor een beveiliging die het onmogelijk maakt de stukken af te drukken. Een lid van het bijzonder comité dat deze stukken toch opslaat, is persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk.
§5 De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst kunnen, behalve voor de dossiers die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van cliënten van het OCMW of hun onderhoudsplichtigen, via een gelijkaardige aanvraagwijze en termijnen als in §4 van dit artikel een afschrift verkrijgen van die dossiers, stukken en akten. De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift, mag in geen geval meer bedragen dan de kostprijs.
(art. 75, volgens art. 110 DLB)
§6 De voorzitter en leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben het recht de instellingen van het OCMW en diensten die het OCMW opricht en beheert, te bezoeken.
Om de algemeen directeur in de mogelijkheid te stellen het bezoekrecht praktisch te organiseren, delen de leden van het bijzonder comité minstens drie dagen vooraf schriftelijk mee welke instelling of dienst ze willen bezoeken en op welke dag en welk uur.
Tijdens het bezoek van een inrichting van het OCMW mogen de leden van het bijzonder comité zich niet mengen in de werking. De leden zijn op bezoek en gedragen zich als een bezoeker.
(art. 29, §3, volgens art. 110 DLB)
QOURUM
Artikel 6
§1 Vooraleer aan de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst deel te nemen, tekenen de voorzitter en de leden van het bijzonder comité de aanwezigheidslijst. De namen van de personen die deze lijst tekenden, worden in de notulen vermeld.
§2 Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de zittinghebbende leden (inclusief de voorzitter) aanwezig is.
Indien een kwartier na het vastgestelde uur niet voldoende leden aanwezig zijn om geldig te kunnen beraadslagen, stelt de voorzitter vast dat de vergadering niet kan doorgaan.
(art. 26, volgens art. 110 DLB)
§3. Het bijzonder comité voor de sociale dienst kan, als het eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden (inclusief de voorzitter) aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden (inclusief de voorzitter), op geldige wijze beraadslagen en beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen.
In de oproep wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van artikel 26 van het decreet over het lokaal bestuur overgenomen.
(art. 26, volgens art. 110 DLB)
WIJZE VAN VERGADEREN
Artikel 7
De voorzitter zit de vergaderingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst voor, en opent en sluit de vergaderingen.
Op de voor de vergadering vastgestelde dag en het vastgestelde uur en zodra voldoende leden aanwezig zijn om geldig te kunnen beraadslagen, verklaart de voorzitter de vergadering voor geopend.
Het laten deelnemen van derde personen aan de vergadering is slechts toegelaten in de gevallen voorzien in art. 2, §1 van dit reglement.
(art. 24, volgens art. 110 DLB)
Artikel 8
§1 De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst geeft kennis van de tot het comité gerichte verzoeken en doet alle mededelingen die het comité aanbelangen.
Daarna start de behandeling van de punten die vermeld staan op de agenda, in de daardoor bepaalde volgorde, tenzij het comité er anders over beslist. Agendapunten waar cliënten beroep doen op hun recht om gehoord te worden, komen steeds eerst aan bod.
Een punt dat niet op de agenda van het bijzonder comité voor de sociale dienst voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen. Tot spoedbehandeling kan enkel worden besloten door ten minste twee derde van de aanwezige leden (inclusief de voorzitter). De namen van die leden en de motivering van de spoedeisendheid worden in de notulen vermeld.
(art. 23, volgens art. 110 DLB)
§2 Wanneer een cliënt aangeeft gehoord te willen worden, dan wordt die bij het begin van de bespreking van zijn/haar agendapunt gevraagd om de vergadering bij te wonen. Nadat het agendapunt werd toegelicht door de voorzitter, of de persoon die de voorzitter daartoe aanduidt, krijgt de cliënt de mogelijkheid zijn/haar toelichting te geven. De leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de cliënt gaan respectvol in gesprek. Na gehoord te worden en voor de leden van het bijzonder comité de eigenlijke bespreking van dit punt aanvatten, verlaten de cliënt en de vertrouwenspersoon van de cliënt (indien aanwezig), de vergadering. De cliënt kan zich tijdens het hele hoorrecht laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Dezelfde bepalingen zijn dan op de vertrouwenspersoon van toepassing.
Indien het bijzonder comité voor de sociale dienst externe deskundigen wenst te horen, bepaalt de voorzitter van het bijzonder comité in samenspraak met de behandelend sociaal werker en/of het aanwezige diensthoofd wanneer ze de vergadering bijwonen en wanneer ze aan het woord komen.
§3 Indien van toepassing: na het hoorrecht, en anders na de toelichting van het agendapunt, vraagt de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst welk lid aan het woord nog wenst te komen over het voorstel.
De voorzitter verleent het woord naar de volgorde van de aanvragen en, in geval van gelijktijdige aanvraag, naar de leeftijd van de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst, waarbij de jongste leden eerst het woord krijgen.
De voorzitter kan aan het hoofd van de sociale dienst en aan de algemeen directeur vragen om toelichtingen te geven.
Het woord kan door de voorzitter niet geweigerd worden voor een rechtzetting van beweerde feiten.
§4 Een amendement is een voorstel tot wijziging van de voorgestelde beslissing bij een agendapunt, zonder dat de voorgestelde beslissing daardoor fundamenteel verandert. Als een lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst een amendement heeft op het voorstel van beslissing, dan bezorgt het lid van het bijzonder comité dat amendement schriftelijk (via annotaties) aan de voorzitter van het bijzonder comité. Het lid van het bijzonder comité licht het amendement mondeling toe.
§5 Niemand mag onderbroken worden wanneer hij spreekt, behalve voor een verwijzing naar het reglement of voor een terugroeping tot de orde.
§6 Nadat de leden voldoende aan het woord zijn geweest en indien de voorzitter oordeelt dat het agendapunt voldoende werd besproken, sluit de voorzitter de bespreking.
Artikel 9
§1 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering. Van de handelingen die hij in dit verband stelt, wordt melding gemaakt in de notulen.
Als een lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, aan wie het woord werd verleend, afdwaalt van het onderwerp, kan alleen de voorzitter hem tot de behandeling van het onderwerp terugbrengen. Indien na een eerste verwittiging het lid verder van het onderwerp blijft afdwalen, kan hem het woord door de voorzitter ontnomen worden. Elk lid, dat in weerwil van de beslissing van de voorzitter, tracht aan het woord te blijven, wordt geacht de orde te verstoren.
Dit geldt eveneens voor hen, die het woord nemen zonder het te hebben gevraagd en bekomen, en die aan het woord blijven in weerwil van het bevel van de voorzitter. Elk scheldwoord, elke beledigende uitdrukking en elke persoonlijke aantijging worden geacht de orde te verstoren.
Elk lid van het bijzonder comité dat de orde verstoort, wordt door de voorzitter tot de orde teruggeroepen. Elk lid dat tot de orde werd teruggeroepen, mag zich verantwoorden, waarna de voorzitter beslist of de terugroeping tot de orde gehandhaafd of ingetrokken wordt.
§2 Wanneer de vergadering rumoerig wordt, in die mate dat het normale verloop van de bespreking in het gedrang komt, kondigt de voorzitter aan dat bij voortzetting van het rumoer, de vergadering geschorst of gesloten zal worden.
Indien de wanorde toch aanhoudt, schorst of sluit de voorzitter de vergadering. De leden van het comité moeten dan onmiddellijk de zaal verlaten. Van deze schorsing of sluiting wordt melding gemaakt in de notulen.
WIJZE VAN STEMMEN
Artikel 10
§1 Voor elke stemming in het bijzonder comité voor de sociale dienst omschrijft de voorzitter het voorwerp van de bespreking waarover de vergadering zich moet uitspreken. Als er amendementen zijn, worden deze steeds eerst ter stemming gelegd.
§2 De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Een volstrekte meerderheid is gelijk aan meer dan de helft van de stemmen. Onthoudingen, blanco en ongeldige stemmen worden niet meegerekend. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
(art. 33, volgens art. 110 DLB)
Artikel 11
§1 De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst stemmen niet geheim. (art. 34 eerste lid, volgens art. 110 DLB)
§2 Er zijn twee mogelijke werkwijzen van stemmen:
1° de elektronisch uitgebrachte naamstemming (voorkeur);
2° de mondelinge stemming;
De voorzitter en de leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst stemmen digitaal behalve als een derde van de aanwezige leden de mondelinge stemming vraagt. (art. 34, volgens art. 110 DLB).
Bij technische problemen wordt mondeling gestemd.
§3 De mondelinge stemming geschiedt door iedereen van het bijzonder comité ‘ja’, ‘neen’ of ‘onthouding’ te laten uitspreken. De leden doen dat in de volgorde aangewezen door de voorzitter. De voorzitter stemt als laatste. Wanneer er na de stem van de voorzitter evenveel stemmen voor als tegen het voorstel zijn, dan is er staking van stemmen en is het voorstel verworpen.
NOTULEN
Artikel 12
§1 De notulen van het bijzonder comité voor de sociale dienst vermelden, in chronologische volgorde, de beslissingen van het bijzonder comité voor de sociale dienst. Er wordt geen zittingsverslag opgesteld, en er worden geen video- of audio-opnames gemaakt.
(art. 278, §3 DLB)
§2 De notulen van de vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden onder de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 277 en 278 van het decreet over het lokaal bestuur. De notulen van de vorige vergadering zijn, behalve in spoedeisende gevallen, ten minste drie dagen voor de vergadering ter beschikking op eenzelfde wijze als in art. 1, §3 van dit reglement.
(art. 32, volgens art. 110 DLB)
§3 De voorzitter en elk lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst hebben het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen van de vorige vergadering. Als die opmerkingen door het bijzonder comité voor de sociale dienst worden aangenomen, worden de notulen in die zin aangepast.
Als er geen opmerkingen worden gemaakt, worden de notulen als goedgekeurd beschouwd en worden ze door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de algemeen directeur ondertekend. In het geval het bijzonder comité voor de sociale dienst bij spoedeisendheid werd samengeroepen, kan het bijzonder comité voor de sociale dienst beslissen om opmerkingen over de notulen van de vorige vergadering toe te laten op de eerstvolgende vergadering.
(art. 32, volgens art. 110 DLB)
§4 Zo dikwijls het bijzonder comité voor de sociale dienst het wenst, worden de notulen geheel of gedeeltelijk staande de vergadering opgemaakt en door algemeen directeur (of de persoon die daartoe aangewezen werd door de algemeen directeur) en de meerderheid van de aanwezige leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst (inclusief de voorzitter) ondertekend.
(art. 32, volgens art. 110 DLB)
Artikel 13
§1 De reglementen, beslissingen, en briefwisseling van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden ondertekend door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst en medeondertekend door de algemeen directeur zoals bepaald in artikel 279 tot 283 van het decreet over het lokaal bestuur.
De beslissingen en akten van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden door hem ondertekend en medeondertekend door de algemeen directeur
(art. 279, §4 DLB)
§2 De stukken, die niet vermeld worden in §1 van dit artikel worden ondertekend op wijze die de OCMW-raad bepaald heeft in het huishoudelijk reglement voor de OCMW-raad in zitting van 28 januari 2025
KADER DRINGENDE STEUN
Artikel 14
§1 De voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst kan in dringende gevallen, en binnen de grenzen die bepaald zijn in dit artikel, beslissen over de toe te kennen hulpverlening aan personen en gezinnen. Deze hulpverlening kan zowel materieel als financieel van aard zijn (niet limitatief, o.a. voedselpakket, onderdak, financiële steun … ).
(art. 114 DLB)
§2 De geldelijke steunverlening mag per hulpvrager per maand echter niet méér bedragen dan het bedrag van het leefloon van de categorie van de hulpvrager, tenzij de dringende steun het verlenen van een huurwaarborg of een begrafenis betreft. Het bedrag hiervoor bepaald kan te allen tijde door een beslissing van het bijzonder comité voor de sociale dienst worden herzien.
§3 Alvorens de dringende hulp toe te kennen, doet de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst alle mogelijke inspanningen om een sociaal werker van het OCMW te bereiken teneinde een sociaal onderzoek te laten plaatsvinden.
§4 De beslissing van de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst tot dringende hulpverlening dient op de eerstvolgende vergadering van het bijzonder comité voor de sociale dienst te worden voorgelegd met het oog op de bekrachtiging ervan. Ook in geval van niet-bekrachtiging blijft de hulpverlening die tevoren werd toegekend verworven, als de beslissing al uitgevoerd is.
§5 Dezelfde werkwijze wordt gehanteerd als de voorzitter de vereiste dringende hulpverlening toekent aan een dakloze persoon die een beroep doet op de maatschappelijke dienstverlening van het OCMW van de gemeente waar hij zich bevindt.
§6 Met het oog op de uitvoering van beslissingen van dringende hulpverlening getroffen door de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst wordt een provisie van vijfduizend euro aangelegd. Deze provisie is enkel bestemd voor de uitbetaling van de dringende hulp.
(art. 272 DLB)